Duurzaam ondernemen begint zoals gezegd bij het betalen van een eerlijke melkprijs. Die melkprijs stelt onze melkveehouders in staat hun bedrijf in stand te houden en tegelijkertijd aan te passen aan de eisen van deze tijd; te verduurzamen. En zo ook de melk te leveren waarmee wij de lekkerste, smedige, kaas kunnen maken. Bovendien is hun bedrijf klaar om door te geven aan de volgende generatie.
Via Caring Dairy kunnen onze veehouders opslagen verdienen op de melkprijs voor het verduurzamen van hun bedrijf. Er zijn 18 indicatoren waarop we belonen, waaronder weidegang (ten minste 180 dagen per jaar in de wei), het aandeel vers gras in het rantsoen (meer dan 60 procent inclusief kuilgras) en herkomst gebruikte stroom (100 procent groen.) Iedere veehouder die deelneemt aan Caring Dairy, ontvangt een vaste premie van 75 cent voor elke 100 kilo melk. Via de belonen-op-resultaat regeling ontvangt de melkveehouder jaarlijks een extra beloning bij bovengemiddeld goede resultaten op de indicatoren. Per indicator is de bonus 5 cent per 100 kilo melk, tot een maximum van 75 cent.
We kunnen die melkprijs en de opslagen betalen, omdat we voortdurend bouwen aan sterke, duurzame en geloofwaardige kaasmerken, waarvan Beemster het bekendste is. De consument is bereid te betalen voor duurzame kaas, ambachtelijk bereid van kwaliteitsmelk van koeien die zo veel mogelijk in de wei staan. En de consument waardeert onze inspanningen op dat gebied: Beemster is door de Nederlandse consument voor het vierde jaar op rij uitgeroepen tot het meest duurzame kaasmerk, zo blijkt uit de Sustainable Brand Index 2022. Daarnaast is de jonge kaas van ’t Kaas Lokaal tijdens de Gouda Cheese Awards uitgeroepen tot lekkerste Goudse kaas van Nederland.
Duurzaam ondernemen betekent voor CONO ook midden in de samenleving staan, en lokaal betrokken zijn bij maatschappelijke initiatieven en ontwikkelingen. We moedigen melkveehouders dan ook aan hun bedrijf geregeld open te stellen voor het publiek. Ook dat doen we via Caring Dairy: daarin is de doelstelling meer dan 100 unieke bezoekers per jaar. Het gemiddelde van de deelnemende melkveebedrijven zit daar ver boven en steeg van 226 in 2019 naar 246 in 2021. En het percentage bedrijven dat er bedrijfsmatig een maatschappelijke taak bij doet (zoals zorgboerderijen), steeg van 10 procent in 2019 naar 34 procent in 2021.
Verder heeft CONO samen met kaasspeciaalzaak-ondernemers de actie ‘Bijzonder Goed’ opgezet. Daarbij kiezen de ondernemers een lokaal goed doel en een bedrag dat ze per kilo verkochte CONO-kaas doneren. CONO legt daar aan het eind van de actieperiode een vooraf afgesproken bedrag bovenop.
En CONO is via Beemster kaas al jaren sponsor van paralympisch snowboarder Chris Vos, die geboren is in de Beemster. In november 2021 kwamen twintig kinderen met een beperking op uitnodiging van CONO, de Chris Vos Foundation en De Hoogstraat Revalidatie naar SnowWorld Amsterdam voor een clinic van Chris.
Wim Betten is Algemeen Directeur van CONO Kaasmakers en een fanatiek pleitbezorger van duurzaamheid. ”CONO is opgericht om de melk van haar leden melkveehouders maximaal te verwaarden. Dit doen wij door het maken van premium kazen onder merk en met hoge kwaliteitsproducten zoals room, weipoeder en magere melkpoeder. Toegevoegde waarde leveren kan natuurlijk alleen maar als je duurzaam onderneemt; goed zorgt voor mens, dier en land. Zorg voor het milieu en het klimaat hoort daarbij, want de wereld houdt niet op bij CONO, ook daar willen we onze bijdrage leveren. Bovendien; wat hebben volgende generaties aan hun erfgoed als er geen natuur meer is.”
”CONO wil daarbij toonaangevend zijn en het initiatief nemen. De kaasmakerij is al gecertificeerd als klimaatneutraal volgens de Climate Neutral Certifiction standaard – de eerste in Nederland – en de volgende stap is nog ambitieuzer: een klimaatpositieve kaasketen. Van koeienbek tot winkelrek noemen we dat; dat hele traject moet straks CO2 aan de lucht onttrekken en vastleggen.”
”En dat moet niet bij mooie praatjes blijven. Daarom publiceren we een mvo-verslag; om te laten zien wat onze doelen zijn en wat we doen om die te bereiken. En om dat te onderbouwen laten we de jaarlijkse reductie van de CO2-uitstoot meten door een onafhankelijke, externe partij.”
”Op de kaasmakerij onderzoekt een duurzaamheidsteam de alternatieven voor gas, zoals geothermie. En ook bij onze veehouders gaat de verduurzaming almaar verder, mede dankzij ons duurzaamheidsprogramma Caring Dairy, dat veehouders onder meer beloont voor het beperken van de uitstoot van broeikasgassen.”
”En we ondersteunen ze daarbij. Zo onderzoeken we in een pilot samen met DSM de effecten van het voersupplement Bovaer. Dat kan de methaanuitstoot van een koe met dertig procent verminderen. Een belangrijke vraag daarbij is: wat is de invloed op de kwaliteit van onze kazen? Want daar doen we geen concessies aan.”
”Uiteindelijk alles staat of valt met de kwaliteit van de kaas”, aldus Wim. ”Duurzame kaas uiteraard. Onze veehouders zijn bovendien kampioenen weidegang, wat ook de smedigheid van de kaas ten goede komt. En goed is voor de dieren natuurlijk.”
”Consumenten vinden Beemster kaas niet voor niets het duurzaamste kaasmerk in het schap. Alleen dankzij de waardering voor onze merken, kunnen we een eerlijke, duurzame melkprijs betalen en daarbovenop nog de premies van Caring Dairy. Dat geeft de veehouders de ruimte duurzaam voor hun dieren en hun land te zorgen. En zo krijgen wij de beste melk, die weer de beste kaas oplevert, en zo is de cirkel rond.”
Wat een koe eet heeft invloed op het welzijn van de dieren en op de smaak van onze kaas. Daarom is er bij CONO een voercommissie aangesteld. Deze commissie volgt de kwaliteit van het veevoer en nieuwe ontwikkelingen op dat gebied kritisch en de mogelijke invloed van veevoer op het welzijn van de koeien en de smaak van onze kaas.
CONO maakt met haar melkveehouders afspraken over dierenwelzijn die verder gaan dan de wettelijke verplichtingen. Het welzijn van de koeien en kalveren wordt door de veehouder en zijn veearts bijgehouden in het KoeKompas – een meetinstrument dat bij CONO is ontwikkeld. Zo kan de veehouder de eigen prestaties bijhouden, die vergelijken met het CONO-gemiddelde, en waar nodig verbeteringen doorvoeren. Dat laatste kan ook gebeuren op advies van de veearts of van CONO.
Daarnaast is er de KoeMonitor, een initiatief van belangenorganisaties van zuivelondernemingen (NZO), melkveehouders (LTO, NMV) samen met dierenartsen (KNMvD, CPD). Dit programma combineert bezoeken van een dierenarts (KoeKompas) en de gezondheidsgegevens van de veestapel (KoeData) met nog betere kennis van de veehouder om zieke dieren te herkennen (KoeAlert).
Controles op de dierenwelzijn- en diergezondheidseisen worden uitgevoerd door een onafhankelijke controle-instantie (Qlip).
De resultaten van die zorg zijn terug te zien in het Caring Dairy-onderdeel ‘Blije koeien’. Naast voor de weidegang van melk- en jongvee (de hoogste in Nederland), zijn daar ook opslagen te verdienen voor lage kalversterfte (daalt sinds 2017) en de levensduur van koeien (stijgt sinds 2017).
CONO ziet weidegang als de basis voor het melkveebedrijf. Het is goed voor het dier en hoe meer vers gras de koe eet, hoe minder krachtvoer er nodig is. Bovendien zorgt vers weidegras ook voor zachtere vetten en voedzame eiwitten in de melk; de basis voor smedige kaas.
Weidegang is bovendien goed voor de bodem. Koeienmest is rijk aan vezels en mineralen en zorgt voor een gezond bodemleven. En hoe vaker koeien in de wei staan, hoe minder de kans op methaanuitstoot. Die ontstaat als mest en urine bij elkaar komen, wat in de stal niet te voorkomen is, tenzij je mest direct gaat scheiden en verwerken. CONO-boer Gerrit Wermink laat zijn koeien daarom meer dan 1.800 uur per jaar buiten grazen; bijna drie keer de officiële weidegangnorm. En hij teelt zelf het grootste gedeelte van het voer dat zijn koeien eten, namelijk vers gras, kuilgras en mais.
”In de wei heeft een koe de ruimte. Als een koe opstaat, dan poept ze eerst, vervolgens loopt ze verder, en dan gaat ze plassen. Scheiden doet de koe dus al zelf. En door de koeien zo lang mogelijk te weiden, wordt automatisch de stalperiode korter. Ze zijn lekker buiten, kunnen grazen en zo kan ik besparen op het krachtvoer. Dat is goed voor het milieu, want het scheelt transport en dus CO2-uitstoot.”
Gerrit heeft daarom 28 hectare grasland en 6 hectare mais, waarop hij zoveel mogelijk grondbewerkingen in eigen beheer uitvoert. Natuurlijk moet ook zijn grond bemest worden, of ‘gevoed’, zoals hij het liever noemt.
Omdat Gerrit met zijn relatief kleine aantal koeien niet veel mest heeft, verdunt hij zijn stalmest met water en legt het met behulp van gps precies bij het maiszaad in de rij. ”Ons streven is om steeds minder kunstmest te gaan gebruiken en ooit op nul uit te komen.”
CONO helpt werknemers – en ook melkveehouders – waar mogelijk bij hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Zo hebben we onder meer een opleidingshuis voor productiemedewerkers, het Caring Dairy-workshopprogramma voor melkveehouders, en een interne zuivelopleiding voor de kaasmakers van morgen. De laatste is nu nog een praktijkopleiding, maar daar komt binnenkort een digitale, theoretische opleiding bij, die voor alle medewerkers toegankelijk wordt.
CONO Kaasmakers investeert in haar mensen en dat betaalt zich al jaren uit in productiviteit en loyaliteit. Dat heeft lange dienstverbanden tot gevolg, wat weer leidt tot een relatief hoge gemiddelde leeftijd van werknemers. Dat kan een risico zijn, zeker bij een huidige krappe arbeidsmarkt. Daarom is er de afgelopen coronajaren nog meer aandacht geweest voor het beheersen van de werkdruk en het garanderen van de veiligheid van werknemers. Veiligheid en gezondheid van werknemers gaan bij CONO boven alles.
Nieuwe medewerkers krijgen een introductie ‘Preventie en BHV: hoe zit dat bij CONO?’. Productiemedewerkers, en iedereen die in aanraking komt met de operatie, volgen VCA dan wel VCA-VOL, gecertificeerde trainingen gericht op veilig en gezond werken. Verder waren er in 2021 onder andere de jaarlijkse bhv-trainingen, herhalingstrainingen reanimatie en gebruik AED, wondverzorging, brandbestrijding en ontruiming.
Verder zijn er verscheidene maatregelen genomen om veiligheid en welzijn te verhogen, waaronder een draagplicht voor een veiligheidsbril in bepaalde ruimtes, automatisering van fysiek belastende processen en de aanschaf van sta/zit-tafels. Daarnaast is er fruit beschikbaar voor alle medewerkers.
Er is binnen CONO een vaste procedure voor het melden en registreren van (bijna-) ongevallen en gevaarlijke situaties. Het aantal meldingen daarvan stijgt, wat duidt op een verhoogd risicobewustzijn onder werknemers.
Daarnaast heeft CONO in 2021 veel aandacht besteed aan risicoanalyse (wanneer gaan mensen weg en wat is hun inbreng?) en successieplanning (hoe gaan we het natuurlijk verloop straks opvangen?) Intussen verandert de buitenwereld en dat vraagt van mensen andere vaardigheden en competenties. En dat kan gevolgen hebben voor de organisatie- en de leiderschapscultuur. De uitdagingen – hoe krijgen we de juiste mensen op de juiste plek? – zijn in 2021 kaart gebracht en er zijn plannen gemaakt om dit te (blijven) borgen.
Onze zorg voor een goede werkomgeving stopt niet bij de poort van de kaasmakerij. We vinden het eveneens belangrijk dat onze veehouders zich blijven ontwikkelen. Daarom zijn ook workshops een onderdeel van Caring Dairy. Thema’s van die workshops zijn bijvoorbeeld: weidegang, diergezondheid, klimaat, boeren met natuur, bodem en kringlooplandbouw. Een Caring Dairy-workshop is bijvoorbeeld ‘praktische klauwgezondheid’. Daarin leren melkveehouders onder leiding van een professionele klauwbekapper, hoe ze zogenoemde ‘klauwproblemen’ kunnen voorkomen.
Dion Kustner (30) is kaasmaker in opleiding bij CONO Kaasmakers. Na een loopbaan in de horeca en uitzendwerk als trambestuurder, solliciteerde hij bij CONO als proces operator. ”Ik heb vrienden die vergelijkbare functies hebben en dat leek mij ook wel wat. Ik zocht bovendien vastigheid in plaats van het uitzendwerk op de tram.”
Die vastigheid vond hij bij CONO. In augustus 2021 begon Dion als draineerder. ”Dat is de collega die met de hark de wrongel roert, wat zorgt voor de smaak en smedigheid van onze kaas.” CONO is de enige grote kaasmaker in Nederland die nog traditioneel kaas maakt in open draineerbakken. Al snel werd hij lid van het verbeterteam dat zich richt op de opleiding tot draineerder: hoe kon die nog beter worden afgestemd op de praktijk? Dion’s enthousiasme en leergierigheid vielen op en inmiddels werkt hij als procesoperator, ofwel kaasmaker in opleiding.
Dat betekent dat hij meeloopt met ervaren collega’s om het vak te leren. Daarna volgen de cursussen Operator A en Operator B en nog een aantal specialistische cursussen en opleidingen gericht op het maken van kaas.
”Het is nu eerst leren tijdens het werken. Als kaasmaker zorg ik voor de receptuur van de kaas. In de wrongelbereider voeg ik onder andere stremsel en zuursel toe aan de melk, en ik zorg dat de wrongel twee uur later bij een van de drie draineerbakken is. Spannend wordt het bij storingen. Als ik bijvoorbeeld de wrongel niet meer kwijt kan, omdat er geen draineerbakken meer beschikbaar zijn. Dat mag niet te lang duren, want dan verzuurt de melk. De ervaren operators lopen nu nog altijd mee bij storingen en zo leer ik gaandeweg. En zij komen ook nog wel eens dingen tegen die ze niet eerder hebben meegemaakt. Dat houdt het werk interessant.”
Eerst kaasmaker worden, en dan wellicht kaasmeester. ”Waarom niet, ik kan hier veel leren, heb het naar mijn zin, de mensen bij CONO zijn open, direct en hartelijk. Ik zie mezelf hier nog wel even werken. En ik hou van kaas. Thuis gaat er wel een kilootje of twee per week doorheen.”
In 2021 hebben dertien CONO-veehouders meegedaan aan een pilot om de biodiversiteit op het melkveebedrijf in beeld te brengen, met name daar waar geen vergoedingen mogelijk zijn via het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De pilot is een samenwerking geweest tussen de agrarische collectieven Hollands Noorden en Water, Land en Dijken, BoerenNatuur, provincie Noord-Holland en CONO Kaasmakers.
Uit de pilot bleek dat meer agrariërs dan gedacht aan natuurbeheer doen, en dat ze daarvoor via een ‘biodiversiteitsmonitor’ beloond zouden kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer ze een bepaald percentage van hun land kruidenrijk maken, later maaien, bloemenranden aanleggen, struiken, bomen en hagen planten, en minder gewasbeschermingsmiddelen gebruiken.
Bij CONO aangesloten veehouders worden al gestimuleerd meer ruimte te maken voor flora en fauna. Biodiversiteit is een belangrijk onderdeel van Caring Dairy, ons programma gericht op het stimuleren van de verduurzaming van veehouderijen. Een belangrijk onderdeel daarvan is sinds 2019 ‘agrarische natuur’ (kruiden, bloemen, bomen, hagen, struiken).
Daarnaast stimuleert CONO sinds 2022, samen met de gemeente Purmerend en de stichting De Beemsterling, alle agrariërs in de Beemster om bijenlinten aan te leggen. Zo is er een crowdfunding-actie opgezet om burgers te betrekken via de gedeeltelijke financiering van het zaaigoed.
Onder het Caring Dairy-thema ‘meer gras en biodiversiteit' vallen de indicatoren ‘gras in rantsoen’, ‘eiwit van eigen land’, ‘krachtvoer en bijproducten’, ‘agrarisch natuurbeheer’ en ‘blijvend grasland’. Het percentage bedrijven (in 2021: 52%) dat meer dan vijf procent van hun land heeft ingeruimd voor agrarische natuur stijgt sinds 2017. Hetzelfde geldt voor het percentage veehouders (in 2021: 61%) dat meer dan vijftig procent van hun land heeft ingericht als blijvend grasland (ook belangrijk omdat grasland CO2 vasthoudt). In het kielzog daarvan is het Beemster Bijenlint – bloemenstroken voor onder meer vlinders en bijen waaraan inmiddels 100 melkveehouders deelnemen – uitgegroeid tot 50.000 vierkante meter. Daarnaast stijgt het aandeel vers gras in het rantsoen van de koeien en daalt het gebruik van krachtvoer en bijproducten sinds 2017.
Veehouders hebben natuurlijk ook oog voor natuurbeheer en biodiversiteit op en rond hun graslanden. Zeker die van CONO, die via het duurzaamheidsprogramma Caring Dairy beloond worden voor bijdragen aan de agrarische natuur.
Dick Ubbels is actief met duurzaam groenbeheer op verschillende percelen grond in de polders van Wijdewormer en de Beemster. De mogelijkheden verschillen per perceel, afhankelijk van onder meer ligging, grondsoort en waterhuishouding.
Tegen een dijk heeft Ubbels bijvoorbeeld zo’n elf hectare liggen. Door de rust en nabijheid van water broeden hier kieviten, grutto’s en een verdwaalde scholekster. Samen met dertien andere melkveehouders van CONO Kaasmakers deed hij mee aan een pilot om biodiversiteit in beeld te brengen.
Een onderdeel van de pilot was het markeren van vogelnesten met stokjes, zodat Dick ze bij het bewerken van de grond kan ontzien. “De natuur is soms slimmer dan wij”, zegt hij met een grijns. “Het bleek dat vossen mijn spoor langs alle nesten gewoon volgden en ze vervolgens leegvraten."
”En kraaien en kauwen hadden in een mum van tijd door dat stokjes ‘makkelijk eten’ betekende, en haalden eveneens de nesten leeg. Daarom hebben we besloten om te stoppen met het markeren en voortaan alleen kort voor het maaien even extra goed te kijken waar nesten zitten. Dat is wel lastig door het hoge gras, maar dit vergroot de overlevingskans van de eieren en kuikens aanzienlijk.”
Dick streeft naar zoveel mogelijk kruiden op zijn grasland, voor een gevarieerd menu voor zijn vee. En met het verwijderen van ongewenste planten is hij terughoudend. ”Wij hebben een oude grasmat die veel CO2 en organische stof vasthoudt. Het eerste is goed voor het klimaat, het andere voor de kwaliteit van het voer. Daar zetten we niet zomaar de ploeg in.”
Machinaal maaien gebeurt hooguit twee keer per jaar. ”De rest laten we doen door schapen. Via beweiding ontstaat namelijk een veel betere beworteling en dus een dichtere grasmat. Dat is fijner voor de koeien die er later ook nog op mogen grazen en zorgt voor een betere draagkracht voor de machines het jaar erop.” Maar daarom zit een bijenlint, een bloemenstrook zoals CONO die promoot onder haar veehouders, er niet in. “Dat is hier eigenlijk ondoenlijk: de schapen vinden die bloemen veel te lekker en eten alles op.”
In de kaasmakerij daalt het gebruik van gas en elektriciteit per geproduceerde bak kaas sinds 2019. Het speciaal daarvoor ingestelde duurzaamheidsteam ‘Rijperweg 20’ (het adres van de kaasmakerij) doet er alles aan voortdurend verbeteringen door te voeren, om zo in 2030 klimaatpositief kaas te maken. Zoals lekkages uit persleidingen oplossen, stoom en warmte hergebruiken en reinigingstijden verkorten. De grootste opgave – cruciaal om ons klimaatdoel te halen – is een vervanger vinden voor het gas voor de stoomketel die de melk verwarmt. Alternatieven die nu onderzocht worden zijn aansluiting op een warmtenet, een elektrische boiler, biogas en geothermie (aardwarmte). Een keuze daartussen moet voor 2025 worden gemaakt.
Ook het vervoer van de melk van de melkveehouders naar de Beemster gaat bijdragen aan onze klimaatdoelstellingen. Onze melktransporteur Danmel Transport rijdt vanaf 2023 met een elektrische RMO, de eerste in Nederland. CONO’s tweede melktransporteur Meijer Melktransport rijdt met Euro-6 vrachtwagens die 97 procent minder stikstof uitstoten dan motoren uit de Euro-1-klasse.
Koeien poepen en plassen; daar is niets aan te doen. En zonder koeien geen melk, en zonder melk geen kaas. Als de mest en urine bij elkaar komen, ontstaan methaangas (een veel krachtiger broeikasgas dan CO2) en ammoniak (stikstof). Daarbij produceren koeien nog zogenoemd etherisch methaan; gas dat ontstaat bij het herkauwen en dat als de koe boert in de atmosfeer komt.
Onze veehouders doen er alles aan om die uitstoot te verminderen. Weidegang helpt, want koeien plassen en poepen buiten niet op dezelfde plek. Het scheiden van mest en urine in de stal helpt ook, net als monovergisters die gassen afvangen en gebruiken om energie op te wekken. Sommige melkveehouders vertrouwen op één oplossing, andere gebruiken een combinatie van methoden. Maar allemaal hebben ze zich gecommitteerd aan het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen. En ook daarmee zijn opslagen op de melkprijs te verdienen; de uitstoot van broeikasgassen en die van ammoniak zijn belangrijke indicatoren binnen Caring Dairy.
De kaasmakerij en het melktransport zullen nog verder verduurzamen, maar de bulk van de klimaatwinst is op het land te behalen. Daar gebeurt al het nodige. Van onze veehouders wekt bijna de helft duurzame stroom op en dat aandeel stijgt al jaren. Wat ze meer produceren dan ze nodig hebben, koopt CONO op. Ongeveer de helft van de stroom die de kaasmakerij gebruikt, komt al van de veehouders. In 2030 willen we dat dit honderd procent is. Het opwekken van eigen energie wordt beloond via ons programma Caring Dairy, gericht op de verduurzaming van melkveebedrijven. Net als het gebruik van groene stroom (meer dan tachtig procent van de bedrijven koopt groene energie in) en een laag energieverbruik.
CONO Kaasmakers doet ook onderzoek om de melkveehouders te helpen verduurzamen. Met Ben & Jerry’s werken we samen in het pilotproject ‘Mootopia’. Dit project, dat start op vijftien melkveebedrijven in Nederland en Amerika, heeft als doel de uitstoot van CO2 op melkveebedrijven in 2024 terug te brengen tot de helft van het sectorgemiddelde ten opzichte van 2015. Daarnaast heeft CONO Kaasmakers met DSM een pilot opgezet met het voederadditief Bovaer. Dit voederadditief kan de methaanuitstoot van koeien met gemiddeld dertig procent verlagen. En dit jaar is er een proef gestart bij een CONO-veehouder in De Rijp met het opleggen van klei op percelen veengrond. Het idee is dat kleideeltjes dalen in de veengrond waar deze zich hechten aan veendeeltjes en daarmee de uitstoot van CO2 beperken. Mogelijk verbetert ook de bodemkwaliteit. Het Louis Bolk Instituut gaat gedurende drie jaar onder andere onderzoek doen naar de uitstoot van broeikasgassen, de bodemkwaliteit en biodiversiteit.
Tijs Roeland is manager techniek & projecten bij CONO Kaasmakers. Onder hem vallen alle technische afdelingen en hij zorgt voor de beschikbaarheid van elektra en gas. Tijs is voorzitter is van het duurzaamheidsteam ‘Rijperweg 20’, genoemd naar de locatie van de kaasmakerij. Dat team speelt een cruciale rol in de weg naar klimaatpositief in 2030.
”Op de Rijperweg moet de CO2-uitstoot in 2030 met 75 procent zijn gedaald ten opzichte van 2020. Dat is over zeven jaar, en dat is een uitdaging. Ik vind het fijn dat we de lat hoog leggen en zelfs verder kijken dan 2030.”
”Maar het kan, en wat ervoor nodig is, is kort gezegd: van het gas af. Natuurlijk leggen we ook zonnepanelen waar we kunnen en proberen we in alle processen zoveel mogelijk energie te besparen. Het duurzaamheidsteam komt eens in de vier weken bijeen om te zien wat de trends zijn en een energiedashboard is in de maak.”
Ideeën zijn er altijd genoeg, net als obstakels. Ook bij voor de hand liggende duurzame energiebronnen. Neem windmolens. Een serieus alternatief natuurlijk, maar niet in de Beemster polder, omdat die op de Unesco-erfgoedlijst staat.
”De stoomketel, nodig voor het verwarmen van de melk, dat is de grote klap. De alternatieven voor gas zijn geothermie, aansluiting op een warmtenet of een elektrische boiler. Geothermie is heel complex, een warmtenet ligt buiten gemeente grenzen en voor een e-boiler is veel zwaardere bekabeling nodig. We zijn dus met heel wat partijen in gesprek over de mogelijkheden. Binnen twee jaar moeten we een besluit nemen.”
”In 2030 zal dan nog een deel van de uitstoot gecompenseerd moeten worden via bijvoorbeeld koolstofvastlegging bij onze eigen veehouders of de aanplant van bos. Niet alle melk wordt gebruikt voor kaas en gaat deels naar de poedertoren, die ook op gas draait. “Die komt na 2030 aan de beurt.”
Tijs’ directe invloed op de verduurzaming houdt op bij de poort van Rijperweg 20, maar natuurlijk is hij net als iedereen bij CONO betrokken bij wat er in de rest van de kaasketen gebeurt.
”Methaan is een stevig broeikasgas, maar ja, koeien poepen en plassen nu eenmaal. En iedereen die het nieuws zelfs maar met een half oog volgt, weet hoe ingewikkeld het is die uitstoot terug te brengen. Er zijn veel pilots waarin wordt gekeken hoe die uitstoot kan worden teruggebracht. Zoals Mootopia, waarin we samen met Ben & Jerry’s onderzoeken hoe we via weidegang, vergisters en voeding de methaan uitstoot kunnen verlagen.”
Toekomstmuziek –als hij verder kijkt dan 2030 – zou wellicht zijn dat monovergisters van de veehouders alle energie leveren die CONO nodig heeft, en daarbij tegelijk alle uitstoot afvangen. “Maar ja, dat wringt natuurlijk met weidegang, die goed is voor de dieren en de smaak van de kaas. Daar zie je hoe complex het is."
Met zonnepanelen en windmolens wekken veehouders al meer dan 50% van de stroom voor onze kaasmakerij op. Door innovatie, reductie-pilots en koolstofvastlegging blijven veehouders uitstoot verminderen.
Onderweg naar klimaatpositief door duurzame brandstof en technieken. In 2023 rijdt de eerste 100% elektrische RMO!
Onze productielijn bestaat uit de nieuwste en zuinigste apparatuur. We maken optimaal gebruik van warmte en koude en verbruiken niet meer energie dan nodig. Daardoor is de kaasmakerij nu al klimaatneutraal gecertificeerd!
Bij het rijpen van onze kaas willen we de CO2-uitstoot met 75% verminderen. Dit doen we samen met onze partners.
Onze producten worden verpakt in kartonnen dozen die worden gerecycled. Ze bestaan voor driekwart uit gerecycled papier en worden verlijmd in plaats van getapet.
Dankzij de overgang van plastic kratten naar kartonnen dozen zijn er 60% minder vrachtwagens nodig.
Zo komt onze kaas uit uiteindelijk, nadat we de resterende uitstoot hebben gecompenseerd, klimaatpositief in de winkel. En door het kopen van CONO-kaas helpt de consument een handje mee!
Kringlooplandbouw is het sluiten van de kringloop plant-bodem-dier, wat hoofdzakelijk neerkomt op het terugdringen van het gebruik van kunstmest en krachtvoer. Wat ook goed is voor de biodiversiteit. Kringlooplandbouw is daarom een belangrijk onderdeel van ons duurzaamheidsprogramma Caring Dairy. Indicatoren zijn bijvoorbeeld ‘eiwit van eigen land’ en ‘kilogram krachtvoer per 100 kilogram melk’– de laatste daalde van 28,5 in 2017 naar 22,2 in 2021. CONO onderzoekt geregeld mogelijkheden om het gebruik van krachtvoer te vermijden. Zo begint er in 2022 een proefproject met acht CONO-veehouders om te kijken of ze hun rantsoenen voor de dieren rondkrijgen zonder krachtvoer, maar met bijproducten en lokale reststromen.
Voor de productie van kaas is water nodig. Van drinkwaterkwaliteit, vanwege de hygiëne- en voedselveiligheid. En na de productie van kaas, hoe efficiënt die ook is, houd je water over. Melk bestaat nu eenmaal voornamelijk uit water. Grofweg levert elke 10 kilo melk na bewerking 1 kilo kaas op en 9 kilo water – permeaat genoemd. De kunst is dat permeaat, ons ‘eigen’ water, zo goed mogelijk – lees: circulair – te benutten. Bijvoorbeeld voor het schoonmaken van de kaasmakerij, waarmee CONO bespaart op waterinname uit de drinkwaterleiding. Op dit moment is driekwart van het water dat we gebruiken drinkwater. Ons doel is dat om te draaien naar driekwart ‘eigen’ water.
Voor het vervoer van de kaas zijn we in 2021 overgestapt van plastic kratten naar dozen die voor driekwart bestaan uit gerecycled papier. Dat scheelt niet alleen de productie van plastic (en de energie en het water voor het wassen van de kratten), maar jaarlijks ook 900 ritten en de uitstoot die daarmee gepaard gaat. Op een pallet gaat nu 400 kilo kaas in plaats van 80 kilo in de ‘plastic tijd’.
In 2021 heeft CONO een nieuwe verpakking voor Beemster kaas geïntroduceerd. Die is lichter geworden, heeft een kleiner sluitzegel, en bevat veel minder plastic. Een werkgroep onderzoekt hoe we nog minder plastic kunnen gebruiken, zonder dat de kans op bederf toeneemt (wat contraproductief zou zijn, omdat consumenten kaas dan eerder weggooien). Verder willen we het gebruik van (plastic) actiestickers op de verpakking zo veel mogelijk beperken door acties via de online kanalen te laten lopen.
Als mest en gier bij elkaar komen, wat in de stal onvermijdelijk is, ontstaan methaangas en ammoniak (stikstof). CONO-boer Sjoerd van der Helm uit Zuidschermer heeft daarom bij de verbouwing van zijn stal geïnvesteerd in een mono-mestvergister en een vloeistofdichte vloer.
Nu gaat er elk uur een speciale mestschuif over de vloeren heen die alle mest en gier naar een grote bak duwt. In deze ruimte ontstaat net als anders ammoniakgas, waar twee grote motoren op draaien, die weer een generator aandrijven die elektriciteit opwekt. Zo’n 370.000 kWh schone energie waarop het hele bedrijf kan draaien en waarvan 150.000 tot 170.000 kWh overblijft om terug te leveren aan het elektriciteitsnet.
De mono-mestvergister heeft een capaciteit van 600.000 liter, mest en urine. Zes keer per dag wordt er vier kuub uit gepompt en weer vier kuub verse mest toegevoegd. “Er komt ook weer gewoon mest uit. Dat scheiden we in wat we een dunne en dikke fractie noemen”, zegt Sjoerd.
”De dunne fractie rijden we in de zomer uit om het land te bemesten. We verbouwen namelijk ook voor een deel het eigen voer voor de koeien zodat we dat niet van ver hoeven te halen.” De dikke fractie wordt verder bewerkt in een proces dat ‘hygiëniseren’ heet. Daarbij wordt het in een grote trommel minstens 24 uur lang verwarmd tot zeventig graden. Met de elektriciteit uit de vergister. Na dat uur is er een soort compost ontstaan dat geen bacteriën meer bevat, ruikt naar potgrond, en ideaal is als zacht strooisel in de stalboxen: biobedding.
Tijdens het vergisten ontstaat ook heel veel warmte. Toen hij de installatie kocht was dat eigenlijke en bijproduct waarmee je niet zoveel kon. Ja, in het bedrijf is er bijvoorbeeld een boiler op aangesloten, maar dat was het dan wel. Maar de gestegen gasprijzen zijn reden om eens goed naar gebruiksmogelijkheden te kijken. Een andere CONO-boer levert bijvoorbeeld warmte aan huizen in een dichtbij gelegen woonwijk. Ook Sjoerd onderzoekt met verschillende partijen hoe zijn duurzame warmte ook een klimaatvriendelijke bestemming kan krijgen.